Paarden die helpen

Sinds de industrialisatie in de 18e eeuw en de groeiende technologie van de laatste eeuw staat de moderne mens steeds verder van de natuur af. Kinderen die in een stedelijk gebied opgroeien weten niet vanzelfsprekend meer waar zuivel vandaan komt, weten waar hun brood van gemaakt wordt. Gelukkig is de bijzondere connectie met kleine huisdieren gebleven, maar is voor velen de Boerderij – met of zonder dieren  – slechts een educatie-project voor kinderen; een kans om dieren te leren kennen, al is het wat oppervlakkig.. En kennen we de megabedrijven voor bio-industrie voor consumptie.
Grote dieren houden is een luxe en al lang niet meer vanzelfsprekend of noodzakelijk. Het is dan ook niet voor niets dat er een ontwikkeling gaande is waarbij dieren ingezet worden en in het bijzonder equine-assisted coaching en therapie in opkomst is.

Een eeuwenoude bijzondere band

Er is een eeuwenoude succesvolle interactie bekend tussen mensen en paarden over de hele wereld. Paarden zijn bekend als dienstbaar aan de mens. De vroege landbouwers domesticeerden paarden voor zware klussen. Paarden waren bereid om mensen te dragen en velen deden dienst in oorlog en strijd. De band met het paard werd door de geschiedenis heen een belangrijk onderwerp in boeken, schilderijen, films en muziek. De romantiek van deze vertrouwensband sprak vaak tot de verbeelding. Maar ook in de wijsbegeerte werd gewezen op de invloed die een relatie met een paard kan hebben op de ontwikkeling van de mens.
De oudst bekende bewijzen van deze bijzondere band vinden we in grottekeningen van tienduizenden jaren geleden. Direct kunnen we daarbij denken aan animisme: een kenmerk van veel religies in de wereld waarbij men bezieling niet alleen terug vindt in mensen, maar ook in dieren, planten, stenen, bergen, rivieren en natuurlijke fenomenen als regenbogen, donder, vulkaanuitbarstingen. Animisme is een ‘volksgeloof’ van etnische religies zoals sjamanisme, shinto (oorspronkelijke religie van Japan) of bepaalde stromingen binnen het hindoeisme. Over de hele wereld zijn er nog steeds volkeren die zich verbonden weten met de aarde, haar rijkdommen en een leven met dieren dichtbij. Levende en (ge)dode dieren werden met respect behandeld, omdat ze deel van groter geheel zijn. En, er zijn boeken vol mythologische verhalen waarin dieren voorkomen die mensen helpen bij levensvragen, reizen of opdoen van wijsheid en kennis. Alleen al als archetype is er bij velen een beleving bij de natuurlijke verbinding met de grotere dieren, en het paard in het bijzonder.

De mensheid maakte een grote sprong voorwaarts toen ze Paard temde. Dit was net zo ingrijpend als de ontdekking over vuur te kunnen beschikken.  Voordat Paard ‘getemd’ werd waren mensen aan de aarde vastgeklonken, zwaarbeladen en trage wezens. Toen ze eenmaal op de rug van Paard klommen, waren ze zo vrij en snel als de wind. Ze konden nu met gemak zware lasten over een grote afstand vervoeren.
Door hun speciale relatie met Paard, veranderde de manier waarop mensen zichzelf zagen. Je zou kunnen zeggen dat de mensheid in de schuld staat bij Paard en bij de nieuwe kracht die hij bracht. De mens zou hele afstanden moeten lopen om zijn broeder of zuster te bezoeken, als hij, de ruiter met twee benen, niet welkom was geweest op de rug van Paard…

Door de eeuwen heen…

In de middeleeuwen werden in opdracht van de Rooms-Katholieke kerk alle praktijken die met animisme van doen hadden, radicaal uitgeroeid. Mensen die met de kracht en schatten van de natuur leefden werden heidenen genoemd en achtervolgd in de bekende heksenjacht. Vooral veel vrouwen zijn – als leven-geefsters – verbrand, gemarteld en verdronken, omdat zij contact zouden hebben met de duivel. De natuur werd gedegradeerd en tot vijand van de mensheid verklaard.

In de Verlichting is er het beeld van de mens als van nature goed, autonoom en onafhankelijk. Tijdens de eerste periode van de Verlichting werden dieren verwelkomd als huisdier. Men geloofde dat kinderen konden leren zorgen voor anderen en ethisch te handelen als ze konden oefenen met een dier en hun ‘negatieve driften’ konden onderdrukken.

In de 18e en 19e eeuw werden dieren ingezet in instellingen waar mentaal gehandicapte mensen verbleven. Er werd aangenomen dat dieren een positief effect op deze mensen hadden. W. Tuke opende bijvoorbeeld in 1796 in Engeland The Retreat Mental Hospital en schreef uitgebreid over hoe hij meer menswaardige methodes introduceerde, die vooral mentaal zieke personen zouden helpen. Hij bouwde naast de instelling een boerderij met paarden, zodat de patiënten daarmee aan het werk konden gaan. Het was zijn bedoeling minder dwang te gebruiken in de psychiatrie. Deze instelling was het eerste in zijn soort in Engeland en bestaat vandaag nog altijd (Beck & Katcher, 1996).
In Duitsland, werd in 1867 een zorgprogramma gemaakt voor mensen met epilepsie, die konden werken op de boerderij en paarden en gezelschapsdieren verzorgden.

Begin 20e eeuw werden dieren weer verbannen uit de instellingen bij de voorschriften van de allopathische geneeskunde, die belang had bij de groei van de farmaceutische industrie. Het was ook de tijd van de ideeën van Freud, die stelde dat dat neuroses in mensen ontstonden door het slecht kunnen onderdrukken van, en omgaan met hun dierlijke driften. Dieren zouden die driften juist opwekken. (Opmerkelijk is dat Freud zelf een hondje inzette tijdens zijn therapiesessies, omdat hij zag dat zij over de vaardigheid beschikte om de gemoedstoestand van cliënten aan te voelen.(Coren, 1999).

Verandering na WO II

De inzet van dieren werd weer opgepakt na de Tweede Wereldoorlog en de inzet van paarden bij psychotherapie komt dan echt op gang in de jaren zestig. In het bijzonder door het werk van Boris M. Levinson (USA), die de basis legde voor wat we nu kennen als ‘psychotherapie met assistentie van dieren’. In 1970 betoogde deze psychoanalyticus, de grondlegger van de ‘pet-facilitated therapie’ dat het samenleven en een goede verstandhouding met huisdieren zou zorgen voor een emotioneel welbevinden en andere manier om te kunnen communiceren na observaties met jonge cliënten, die ineens meer bereikbaar leken waar zij met ‘normale’ psychotherapie niet verder kwamen. Levinson stelde dat de rationele mens vervreemd geraakt was van zichzelf en zijn verleden. De oplossing voor dit groeiende gevoel van vervreemding, was volgens hem de verbondenheid te herstellen met onze eigen, onbewuste dierlijke natuur: door een positieve relatie met echte dieren tot stand te brengen, zoals met honden, katten en andere gezelschapsdieren. Hij stelde dat dieren ‘een halte halverwege op de weg richting emotioneel welzijn’ zijn en dat we dieren nodig hebben ‘als bondgenoten om onze innerlijke zelf te versterken’.
In 1980 werd serieus wetenschappelijk onderzoek gedaan bij hartpatiënten die langer leefden wanneer zij eigenaar bleken van een huisdier. Huisdieren blijken een stress verminderend effect te hebben vanwege de sociale steun die zij bieden en hartslag en bloeddruk dalen als mensen in contact zijn met huisdieren. Dieren geven mensen het gevoel dat ze nodig zijn en geliefd. 
Deze gevoelens zorgen ervoor dat stress verminderd wordt, met positieve gevolgen voor de gezondheid.

Dan verschijnen er in de jaren ’80 vele belangrijke artikelen o.a. in de tijdschriften Anthrozoös en Society and Animals, die aan de basis liggen van tot wat therapie met dieren vandaag geëvolueerd is. In 1996 wordt voor het eerst de termen ‘activiteiten met assistentie met dieren’ en ‘therapie met assistentie met dieren benoemd in de Delta Society.

De medische wetenschap, die de grondtoon verzorgd voor de grootste industrie ter wereld, staat nu nog steeds sceptisch tegenover het idee dat dieren een bron van sociale steun kunnen zijn. Het is voor de wetenschap moeilijk aan te tonen dat bijvoorbeeld dalen van de bloeddruk, daadwerkelijk veroorzaakt wordt door de aanwezigheid van een dier en niet door iets anders. De kritische vraag is of de inzet van dieren gewoon een plezierige activiteit is die de aandacht afleidt, of dat er meer gebeurt met mensen wanneer zij in contact met dieren zijn.

Goede ervaringen en groeiend onderzoek

Maar ondanks de scepsis wordt er een groeiend aantal waardevolle ervaringen opgeschreven, onderzoek gedaan naar werken met dieren, en gekeken naar hoe dat is voor de dieren zelf. Er worden programma’s gemaakt waar mensen wel bij varen en beroepsopleidingen ingericht. Met name paarden staan sterk in de aandacht. Paarden zijn meesters in het geweldloos communiceren, in lichaamstaal en overleven al 65 miljoen jaar dankzij hun sociale intelligentie. Het is inmiddels algemeen bekend dat deze gevoeligheid van het paard de basis vormt voor de spiegelende overdracht, zonder ruis of veroordeling, omdat het paard geen menselijk referentiekader heeft. Niet alleen het rijden bij psychotherapeutisch werk is de essentie; grondwerk is vaak even belangrijk, of zelfs de enige behandelmethode.

In 1999 wordt de Equine Assisted Growth and Learning Academy (EAGALA) opgericht. Deze non-profit organisatie biedt een richtlijn voor het gebruik van paarden binnen een therapeutische setting, en zet daarbij een professionele standaard. Het ‘Handbook on Animal-Assisted Therapy’ komt uit in 2010 geschreven door A. Fine, een belangrijk werk in dit veld. Daarna volgen vele publicaties in boeken en artikelen over therapie en coaching met dieren en ook paarden in het bijzonder. De terminologie in het werkveld en aanbod is zeer divers; maar wanneer je Equine Facilitated of Assisted bij ziet staan weet je dat het over werken met paarden gaat. Daardoor is het lastig om te bepalen waar je voor wat bij wie moet zijn. Bestuderen van de website en een persoonlijk contact zijn de eerste stappen om te bepalen of je op de juiste plaats bent.

Het werken met paarden binnen zorg en welzijn heeft een experimenteel karakter. De methode is meta-theoretisch, omdat het zich niet baseert op één specifieke psychotherapeutische stroming. Er is wel een structuur te beschrijven waarin de aard van het paard centraal staat, en waarbinnen begeleiders/behandelaars hun eigen gekozen theorieën kunnen inpassen. Daarbij is te denken aan gestalt-therapie, psycho-analytische therapie, oplossingsgerichte therapie, (cognitieve) gedragstherapie, systeemtherapie, psychodynamische therapie, ervaringsgerichte therapie, lichaamsgerichte therapie, etcetera…

Zes Aspecten

Tot slot wil ik zes aspecten noemen die bij het werken met paarden altijd in acht genomen moeten worden: (Karol, 2007)

1. Werken met paarden gaat over een existentiële, actiegerichte, experimentele (psycho-therapeutische) methode. Kort gezegd, het brengt je meteen hier-en-nu.

2. Met het paard als co-therapeut zijn de intensiteit van de gevoelens van de cliënt voor het paard de drijvende kracht achter de verandering. (bewondering, vertrouwen, geduld, etc.)

3. Er is een dynamiek tussen de cliënt en de therapeut/begeleider, die vorm krijgt buiten de veilige traditionele therapieruimte. Dat kan een uitdaging zijn voor de cliënt en de therapeut (overdracht en tegenoverdracht, vertrouwen), maar kan een extra dimensie zijn voor een therapeutische verandering.

4. De non-verbale communicatie en primitieve ervaringen met het paard, zijn sterk bewustmakend bij het hoog sensitieve karakter van paarden.


5. De pre-verbale beleving (aanraking, genegenheid en ritme), die in een traditionele therapeutische setting moeilijk liggen, kan van grote meerwaarde zijn bij het leggen van contact.

6. Het werken met metaforen die door de unieke interactie met het paard ontstaan, kunnen dienen als krachtig middel voor verandering. Metaforen kunnen ontstaan uit de directe interactie met het paard, maar ook uit de verbeelding en verhalen over het paard.

Een goede begeleider:

Een goede begeleider/ behandelaar streeft naar steeds verruiming van kennis en vaardigheden in zijn of haar vak van begeleider/therapeut. De kwaliteit van de begeleiding /therapie hangt rechtstreeks samen met het welzijn van het paard. De begeleider/therapeut moet voldoende kennis hebben over het paard in de omgang, de verzorging, leerpsychologie van het paard, huisvesting, voeding en welzijn. Er zijn (nog) geen wettelijke kaders waarbinnen dat vastgelegd is.
Soms heeft het de voorkeur, of is er de noodzaak, om in samenwerkingsverband te werken; een coach/therapeut en een paardentrainer voor één cliënt, waarbij het gedrag van het paard extra in de gaten gehouden moet worden. Noodzakelijk is dat niet in alle situaties en ook niet altijd wenselijk.

Met de enorme opkomst van het gebruik van paarden in therapie en coaching, zijn er steeds meer organisaties zich opwerpen om te proberen een eigen kwaliteitslabel als standaard te vestigen, al dat niet om een kwalificatie te krijgen voor een contract met een zorgverzekeraar. Dat is nog niet zo makkelijk en ook heb ik zelf nog steeds de vraag of dit mooie werk op deze manier ingebed moet worden in het verdienmodel dat nu de zorg in Nederland domineert. Met dat inzicht kwam ik tot ‘het Manifest’ voor mensen die met paarden leven en werken.